mand - zelfstandig naamwoord
1. bak van gevlochten riet of draad
♢er werd een mand met fruit bezorgd
1. hij valt door de mand
[moet tenslotte bekennen wat hij gedaan heeft]
2. die melkt niet in een mandje (TB)
[is niet erg slim]
3. zo lek als een mandje
[helemaal lek]
Zelfstandig naamwoord: mand
de mand
de manden
het mandje
Synoniemen
korf
Gepubliceerd op 31-10-2017
mand
betekenis & definitie