mak - bijvoeglijk naamwoord
1. gewend aan mensen
♢het konijn van Arend is mak
1. zo mak als een schaap/lammetje
[erg mak]
2. er gaan veel makke (tamme) schapen in een hok
[als we een beetje inschikken, is er plek genoeg]
2. zonder zich te verzetten
♢Bruno liet zich als een mak schaap naar de bank brengen
Bijvoeglijk naamwoord: mak
... is makker dan ...
het makst
de/het makke ...
Synoniemen
tam, gedwee
Tegenstellingen
wild, opstandig
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk