loopbrug - zelfstandig naamwoord
uitspraak: loop-brug
1. smalle brug voor voetgangers
♢ de gemeente heeft een loopbrug gemaakt over het riviertje
2. plank met leuning om aan of van boord te gaan
♢ we liepen over de loopbrug naar het dek
Zelfstandig naamwoord: loop-brug
de loopbrug
de loopbrugen
het loopbruggetje
Gepubliceerd op 14-11-2017
loopbrug
betekenis & definitie