lavendel - zelfstandig naamwoord
uitspraak: la-ven-del
1. struik met bloemen die sterk geuren
♢ we keken uit over de prachtige paarse velden met lavendel
2. gedroogde bloemen van de lavendelstruik
♢ ik leg een zakje lavendel tussen mijn handdoeken
3. parfum gemaakt van lavendel
♢ Betsy deed een drupje lavendel in haar hals
Zelfstandig naamwoord: la-ven-del
de lavendel
Gepubliceerd op 14-11-2017
lavendel
betekenis & definitie