kritiek - zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: kri-tiek
1. het noemen van fouten
♢ jij hebt altijd alleen kritiek op mij
1. kritiek leveren
[zeggen wat fout is]
2. opbouwende kritiek
[waar je iets van kunt leren]
2. kritische bespreking door een deskundige in een krant of blad
♢ er stond een kritiek van het nieuwe boek in de Volkskrant
3. oordeel van een deskundige
♢ zijn nieuwe plaat kreeg geen goede kritieken
1. als het erg spannend is of het goed of slecht afloopt
♢ de toestand van de zieke is kritiek
Zelfstandig naamwoord: kri-tiek
de kritiek
de kritieken
het kritiekje
Bijvoeglijk naamwoord: kri-tiek
... is kritieker dan ...
het kritiekst
de/het kritieke ...
Synoniemen
aanmerking, beoordeling, recensie
Gepubliceerd op 30-11-2017
kritiek
betekenis & definitie