koppelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: kop-pe-len
1. ze aan elkaar vastmaken
♢ de locomotief werd aan de wagon gekoppeld
2. er een verband tussen aanbrengen
♢ zij probeerde Irma aan die leuke man te koppelen
Regelmatig werkwoord: kop-pe-len
ik koppel
jij/u koppelt
hij/zij koppelt
wij/zij/jullie koppelen
ik/jij/u/hij/zij koppelde
wij/zij/jullie koppelden
hij heeft gekoppeld
de/het/een gekoppelde ....
koppelend, koppelende
Synoniemen
pairen, samenbinden, verbinden, voegen
Tegenstellingen
losmaken, opsplitsen, scheiden, splitsen
Gepubliceerd op 14-11-2017
koppelen
betekenis & definitie