koel - bijvoeglijk naamwoord
1. wat koud aanvoelt
♢ het was koel in de kamer
1. het hoofd koel houden
[rustig blijven, niet in paniek raken]
2. zonder gevoel of hartelijkheid
♢ zij deed erg koel en afstandelijk tegen me
3. praktisch en met weinig emoties
♢ Luigi reageerde heel koel op de gebeurtenissen
1. in koelen bloede
[bewust en in het volle besef van wat hij doet]
Bijvoeglijk naamwoord: koel
... is koeler dan ...
het koelst
de/het koele ...
iets koels
Synoniemen
effen, fris, ijskoud, ijzig, kil, koud, nuchter, zakelijk
Tegenstellingen
affectief, emotioneel, warm
Gepubliceerd op 14-11-2017
koel
betekenis & definitie