knaak - zelfstandig naamwoord
1. muntstuk van twee en een halve gulden
♢ voor een knaak kocht je hier drie stukken zeep
Zelfstandig naamwoord: knaak
de knaak
de knaken
het knaakje
Synoniemen
rijksdaalder, riks
Gepubliceerd op 14-11-2017
knaak
betekenis & definitie