kliek - zelfstandig naamwoord
1. groep personen met een bepaalde denkwijze, die erg op elkaar gesteld zijn
♢ mijn vriend maakt deel uit van de kliek rond Luuk
1. de Haagse kliek
[Haagse politici die elkaar de bal toespelen]
2. een linkse kliek
[linkse politici die geen afwijkende mening zouden dulden]
2. overschot van een maaltijd
♢ ik hoef niet te koken vandaag, er is nog een kliekje van gisteren
Zelfstandig naamwoord: kliek
de kliek
de klieken
het kliekje
Synoniemen
rest
Gepubliceerd op 14-11-2017
kliek
betekenis & definitie