klemmen - regelmatig werkwoord
uitspraak: klem-men
1. stevig vasthouden of vastzetten
♢ zij klemde de beer tegen zich aan
2. strak zitten waardoor het moeilijk te bewegen is
♢ je moet flink trekken, want die deur klemt
Regelmatig werkwoord: klem-men
ik klem
jij/u klemt
hij/zij klemt
wij/zij/jullie klemmen
ik/jij/u/hij/zij klemde
wij/zij/jullie klemden
hij heeft geklemd
klemmend, klemmende
Gepubliceerd op 14-11-2017
klemmen
betekenis & definitie