kelderen - regelmatig werkwoord
uitspraak: kel-de-ren
1. doen zinken
♢ de Duitsers hebben deze schepen gekelderd
2. snel in waarde dalen
♢ de koersen van de euro zijn de laatste maanden gekelderd
Regelmatig werkwoord: kel-de-ren
ik kelder
jij/u keldert
hij/zij keldert
wij/zij/jullie kelderen
ik/jij/u/hij/zij kelderde
wij/zij/jullie kelderden
hij is gekelderd
de/het/een gekelderde ....
kelderend, kelderende
Gepubliceerd op 14-11-2017
kelderen
betekenis & definitie