kaken - regelmatig werkwoord
uitspraak: ka-ken
1. vis ontdoen van ingewanden
♢ de meeste haring wordt gekaakt op zee
Regelmatig werkwoord: ka-ken
ik kaak
jij/u kaakt
hij/zij kaakt
wij/zij/jullie kaken
ik/jij/u/hij/zij kaakte
wij/zij/jullie kaakten
hij heeft gekaakt
de/het/een gekaakte ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
kaken
betekenis & definitie