inzoomen - regelmatig werkwoord
uitspraak: in-zoe-men
1. een persoon, zaak, tekst etc. groter in beeld brengen
♢ hier zit de knop waarmee je kunt inzoomen op details van de foto
2. de aandacht richten op een onderdeel
♢ laten we nu eens inzoomen op de allereerste ontmoeting tussen de hoofdpersonen
Regelmatig werkwoord: in-zoe-men
ik zoom in (... ik inzoom)
jij/u zoomt in (... jij inzoomt)
hij/zij zoomt in (... hij inzoomt)
wij/zij/jullie zoomen in (... wij inzoomen)
ik/jij/u/hij/zij zoomde in (... ik inzoomde)
wij/zij/jullie zoomden in (... wij inzoomden)
hij heeft ingezoomd
de/het/een ingezoomde ....
inzoomend, inzoomende
Tegenstellingen
uitzoomen
Gepubliceerd op 14-11-2017
inzoomen
betekenis & definitie