installeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: in-stal-le-ren
1. plaatsen en aansluiten
♢ wie heeft de cv-ketel geïnstalleerd?
2. plechtig vieren dat iemand benoemd is
♢ de installatie van de burgemeester is dinsdag
3. voor jezelf een plek gezellig inrichten
♢ ze installeerde zich met een zak chips op de bank
Regelmatig werkwoord: in-stal-le-ren
ik installeer
jij/u installeert
hij/zij installeert
wij/zij/jullie installeren
ik/jij/u/hij/zij installeerde
wij/zij/jullie installeerden
hij heeft geïnstalleerd
de/het/een geïnstalleerde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
installeren
betekenis & definitie