incasseren - regelmatig werkwoord
uitspraak: in-cas-se-ren
1. in het bezit ervan komen
♢ hij incasseert het lidmaatschapsgeld
2. moeten verduren
♢ hij heeft heel wat beledigingen geïncasseerd
Regelmatig werkwoord: in-cas-se-ren
ik incasseer
jij/u incasseert
hij/zij incasseert
wij/zij/jullie incasseren
ik/jij/u/hij/zij incasseerde
wij/zij/jullie incasseerden
hij heeft geïncasseerd
de/het/een geïncasseerde ....
incasserend, incasserende
Synoniemen
binnenkrijgen, krijgen, ontvangen, verkrijgen
Tegenstellingen
wegbrengen
Gepubliceerd op 14-11-2017
incasseren
betekenis & definitie