Werkwoorden vervoegen
incasseren
Tegenwoordige tijd incasseren
Ik incasseer
Jij incasseert
incasseer jij?
U incasseert
Hij/Zij/Het incasseert
Wij incasseren
Jullie incasseren
Zij incasseren
Verleden tijd van incasseren
Ik incasseerde
Jij/U incasseerde
Hij/Zij/Het incasseerde
Wij incasseerden
Jullie incasseerden
Zij incasseerden
Voltooid deelwoord van incasseren
geïncasseerd
Tegenwoordig deelwoord van incasseren
incasserend