immuun - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: im-muun
1. niet vatbaar zijn voor ziekte
♢ die prik maakt je immuun voor mazelen
1. immuun voor beledigingen
[je er niet door laten raken]
2. ongevoelig voor emoties
♢ Natasha huilt gauw, maar haar vriend is immuun
Bijvoeglijk naamwoord: im-muun
de/het immune ...
Synoniemen
resistent
Gepubliceerd op 14-11-2017
immuun
betekenis & definitie