hoorn - zelfstandig naamwoord
1. hard en puntig uitsteeksel op de kop van sommige dieren
♢ koeien en geiten hebben horens
1. de koe bij de hoorns vatten
[de zaak flink aanpakken]
2. iemand koeien met gouden hoorns beloven
[meer beloven dan je waar kunt maken]
2. koperen blaasinstrument
♢ hij speelt hoorn in het Concertgebouworkest
3. gedeelte van de telefoon dat je tegen je hoofd houdt
♢ ze legde de hoorn op de haak
1. de hoorn des overvloeds
[alles krijgen wat je maar wilt]
4. stof waaruit de hoorns van beesten bestaan
♢ dit ornament is gemaakt van hoorn
Zelfstandig naamwoord: hoorn
de hoorn
de hoorns of horens
het hoorntje
Gepubliceerd op 14-11-2017
hoorn
betekenis & definitie