hokken - regelmatig werkwoord
uitspraak: hok-ken
1. ongehuwd samenwonen
♢ Bram en Evaline zijn niet getrouwd hoor, ze hokken!
Regelmatig werkwoord: hok-ken
ik hok
jij/u hokt
hij/zij hokt
wij/zij/jullie hokken
ik/jij/u/hij/zij hokte
wij/zij/jullie hokten
hij heeft gehokt
hokkend, hokkende
Gepubliceerd op 14-11-2017
hokken
betekenis & definitie