hiv-virus - zelfstandig naamwoord
uitspraak: hiv-vi-rus
1. human imunodeficiency virus (virus dat het menselijke afweersysteem aantast)
♢ aan zijn bloed hebben gezien dat hij het hiv-virus bij zich draagt
Zelfstandig naamwoord: hiv-vi-rus
het hiv-virus
de hiv-virussen
Synoniemen
hiv
Gepubliceerd op 14-11-2017
hiv-virus
betekenis & definitie