helder

betekenis & definitie

helder - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: hel-der

1. zonder stof, viezigheid of vlekken
♢ Wijna heeft altijd een heldere keuken
2. goed te snappen
♢ hij hield een helder betoog voor winkelsluiting op zondag
1. een helder moment hebben
[een goed idee hebben]
2. het staat me nog helder voor de geest
[ik kan het me nog goed herinneren]
3. zo helder als koffiedik
[onbegrijpelijk]
3. met een diepe kleur
♢ de kleuren van deze handdoek zijn erg helder
4. zonder wolken
♢ als het helder weer is, kun je ver zien
1. als een donderslag bij heldere hemel
[heel onverwacht]
5. duidelijk en zuiver van geluid
♢ ze heeft een heldere stem
6. helemaal doorzichtig
♢ het ijs was zo helder als glas

Algemene uitdrukkingen:
1. zo helder als koffiedik
[erg onduidelijk]
Bijvoeglijk naamwoord: hel-der
... is helderder dan ...
het helderst
de/het heldere ...
iets helders

Synoniemen
begrijpelijk, clean, doorzichtig, duidelijk, fris, klaar, proper, rein, schoon, verklaarbaar

Tegenstellingen
diffuus, dof, gedempt, groezelig, onbestemd, onfris, vaag, zwevend