handvaardigheid - zelfstandig naamwoord
uitspraak: hand-vaar-dig-heid
1. het vaardig zijn met de handen
♢ hij kan niet goed leren, maar heeft een grote handvaardigheid
2. schoolvak waarin je leert omgaan met materialen en gereedschappen om iets te maken
♢ we gaan vandaag solderen bij handvaardigheid
Zelfstandig naamwoord: hand-vaar-dig-heid
de handvaardigheid
de handvaardigheden
Gepubliceerd op 14-11-2017
handvaardigheid
betekenis & definitie