grof - bijvoeglijk naamwoord
1. ruw en onbeschaafd
♢ dat was een grove opmerking van Jan
1. grove taal uitslaan
[schunnige taal gebruiken]
2. enorm, buitengewoon
♢ een grove fout
1. een grove nalatigheid
[iets belangrijks wat je ten onrechte niet gedaan hebt]
2. grof geld verdienen
[veel geld]
3. groot en zwaar
♢ hij is grof gebouwd
1. het grove werk
[het zware werk]
2. grof geschut gebruiken
[zware middelen of woorden om iets te bereiken]
4. zonder veel details
♢ Van Gogh heeft dit landschap heel grof geschilderd
Bijvoeglijk naamwoord: grof
... is grover dan ...
het grofst
de/het grove ...
iets grofs
Synoniemen
boers, lomp, onbeschoft
Tegenstellingen
fijn, minutieus, nauwgezet, nauwkeurig, pietepeuterig, precies
Gepubliceerd op 14-11-2017
grof
betekenis & definitie