groepspraktijk - zelfstandig naamwoord
uitspraak: groeps-prak-tijk
1. gezamenlijke praktijk van artsen, tandartsen, advocaten etc.
♢ in deze groepspraktijk vind je naast huisartsen ook een fysiotherapeut
Zelfstandig naamwoord: groeps-prak-tijk
de groepspraktijk
de groepspraktijken
het groepspraktijkje
Gepubliceerd op 14-11-2017
groepspraktijk
betekenis & definitie