gepaard - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: ge-paard
1. in paren
♢ de gasten kwamen gepaard de balzaal binnen
1. dat gaat gepaard met ...
[is ermee verbonden, gaat ermee samen]
Bijvoeglijk naamwoord: ge-paard
de/het gepaarde ...
Gepubliceerd op 14-11-2017
gepaard
betekenis & definitie