generen - regelmatig werkwoord
uitspraak: zje-ne-ren
1. je schuldig voelen
♢ hij geneert zich voor zijn kapotte schoenen
1. geneer je niet!
[ga je gang, pak maar!]
Regelmatig werkwoord: zje-ne-ren
ik geneer
jij/u geneert
hij/zij geneert
wij/zij/jullie generen
ik/jij/u/hij/zij geneerde
wij/zij/jullie geneerden
hij heeft gegeneerd
Synoniemen
schamen
Gepubliceerd op 14-11-2017
generen
betekenis & definitie