garnituur

betekenis & definitie

garnituur - zelfstandig naamwoord
uitspraak: gar-ni-tuur

1. datgene waarmee je een gerecht er aantrekkelijk uit laat zien
♢ als garnituur gebruiken we op deze schotel kappertjes en plakjes tomaat
2. versiering op kleding, sieraden of meubilair
♢ als garnituur heeft deze jurk een kanten kraagje
3. keuze of assortiment
♢ alles wat je in die winkel vindt is van het tweede garnituur

Zelfstandig naamwoord: gar-ni-tuur
het of de garnituur