fout - zelfstandig naamwoord
1. wat niet helemaal goed is
♢ niemand is zonder fouten
1. in de fout gaan
[iets verkeerds doen]
2. verantwoordelijk zijn voor een fout
♢ dat is mijn fout
3. iets wat onjuist is
♢ er zit een fout in die berekening
1. het stikt van de fouten
[het zit er vol mee]
Zelfstandig naamwoord: fout
de fout
de fouten
het foutje
Synoniemen
euvel, gebrek, handicap, mankement, schuld
Tegenstellingen
aanleg, begaafdheid, onschuld, talent
Gepubliceerd op 14-11-2017
fout
betekenis & definitie