doordraaien

betekenis & definitie

doordraaien - regelmatig werkwoord
uitspraak: door-draai-en

1. voorbij een bepaald punt draaien
♢ je moet deze knop nog even verder doordraaien
2. doorgaan met draaien
♢ de orgelman moest nog even doordraaien om voldoende geld op te halen
3. zo hard aandraaien dat hij lam is
♢ deze moer is doorgedraaid
4. oververmoeid en overspannen raken
♢ door de stress is hij helemaal doorgedraaid
5. producten op een veiling onverkocht laten passeren, waarna ze vernietigd worden
♢ door de lage prijs zijn deze week alle tomaten doorgedraaid

Regelmatig werkwoord: door-draai-en
ik draai door (... ik doordraai)
jij/u draait door (... jij doordraait)
hij/zij draait door (... hij doordraait)
wij/zij/jullie draaien door (... wij doordraaien)
ik/jij/u/hij/zij draaide door (... ik doordraaide)
wij/zij/jullie draaiden door (... wij doordraaiden)
hij is of heeft doorgedraaid
de/het/een doorgedraaide ....
doordraaiend, doordraaiende