dek - zelfstandig naamwoord
1. laag die over iets heen ligt
♢ het wegdek is van asfalt
1. het dek opschudden
[de dekens en lakens]
2. alle hens aan dek!
[oproep om allemaal te komen helpen]
2. buitenvloer op een schip
♢ de passagiers stonden aan dek
Zelfstandig naamwoord: dek
het dek
de dekken
het dekje
Gepubliceerd op 14-11-2017
dek
betekenis & definitie