darten - regelmatig werkwoord
uitspraak: dar-ten
1. darts spelen
♢ wij waren in die vakantie elke dag aan het darten
Regelmatig werkwoord: dar-ten
ik dart
jij/u dart
hij/zij dart
wij/zij/jullie darten
ik/jij/u/hij/zij dartte
wij/zij/jullie dartten
hij heeft gedart
dartend, dartende
Gepubliceerd op 14-11-2017
darten
betekenis & definitie