brullen - regelmatig werkwoord
uitspraak: brul-len
1. hard schreeuwen of huilen
♢ hij brulde van pijn, toen zijn hand tussen de deur kwam
2. roepen of schreeuwen van een dier
♢ de leeuw brulde toen de dierenarts hem probeerde te verdoven
Regelmatig werkwoord: brul-len
ik brul
jij/u brult
hij/zij brult
wij/zij/jullie brullen
ik/jij/u/hij/zij brulde
wij/zij/jullie brulden
hij heeft gebruld
de/het/een gebrulde ....
brullend, brullende
Gepubliceerd op 14-11-2017
brullen
betekenis & definitie