bezorgen - regelmatig werkwoord
uitspraak: be-zor-gen
1. het op een bepaalde plek brengen
♢ de postbode bezorgde het pakje
2. ervoor zorgen dat hij het krijgt
♢ hij bezorgde ons een vrijkaartje
Regelmatig werkwoord: be-zor-gen
ik bezorg
jij/u bezorgt
hij/zij bezorgt
wij/zij/jullie bezorgen
ik/jij/u/hij/zij bezorgde
wij/zij/jullie bezorgden
hij heeft bezorgd
de/het/een bezorgde ....
Synoniemen
aanleveren, afgeven, afleveren, leveren, verschaffen
Tegenstellingen
binnenkrijgen, incasseren, krijgen, ontvangen, verkrijgen
Gepubliceerd op 14-11-2017
bezorgen
betekenis & definitie