bangebroek - zelfstandig naamwoord
uitspraak: ban-ge-broek
1. iemand die bang is
♢ die bangebroek durft niet tegen zijn moeder in opstand te komen
Zelfstandig naamwoord: ban-ge-broek
de bangebroek
de bangebroeken
het bangebroekje
Synoniemen
bangerd, bangerik, schijthuis, schijtlijster, schijtluis
Gepubliceerd op 14-11-2017
bangebroek
betekenis & definitie