assisteren - regelmatig werkwoord
uitspraak: as-sis-te-ren
1. iemand van dienst zijn
♢ juffrouw Saphira, wilt u de tandarts even assisteren?
Regelmatig werkwoord: as-sis-te-ren
ik assisteer
jij/u assisteert
hij/zij assisteert
wij/zij/jullie assisteren
ik/jij/u/hij/zij assisteerde
wij/zij/jullie assisteerden
hij heeft geassisteerd
Synoniemen
helpen
Gepubliceerd op 14-11-2017
assisteren
betekenis & definitie