amputeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: am-pu-te-ren
1. van het lichaam (of iets anders) scheiden
♢ de voet van de doodzieke man werd geamputeerd
Regelmatig werkwoord: am-pu-te-ren
ik amputeer
jij/u amputeert
hij/zij amputeert
wij/zij/jullie amputeren
ik/jij/u/hij/zij amputeerde
wij/zij/jullie amputeerden
hij heeft geamputeerd
de/het/een geamputeerde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
amputeren
betekenis & definitie