afwenden - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-wen-den
1. niet verder laten gaan
♢ hij wendde het gevaar af
2. het een andere kant op draaien
♢ verlegen wendde zij haar hoofd af
Regelmatig werkwoord: af-wen-den
ik wend af (... ik afwend)
jij/u wendt af (... jij afwendt)
hij/zij wendt af (... hij afwendt)
wij/zij/jullie wenden af (... wij afwenden)
ik/jij/u/hij/zij wendde af (... ik afwendde)
wij/zij/jullie wendden af (... wij afwendden)
hij heeft afgewend
de/het/een afgewende ....
Synoniemen
afhouden, belemmeren, beletten, onderdrukken, stremmen, stuiten, tegenhouden, terughouden, weerhouden
Tegenstellingen
bevorderen, doorlaten, stimuleren
Gepubliceerd op 14-11-2017
afwenden
betekenis & definitie