afstuderen - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-stu-de-ren
1. je studie afmaken
♢ hij is vorig jaar afgestudeerd
Regelmatig werkwoord: af-stu-de-ren
ik studeer af (... ik afstudeer)
jij/u studeert af (... jij afstudeert)
hij/zij studeert af (... hij afstudeert)
wij/zij/jullie studeren af (... wij afstuderen)
ik/jij/u/hij/zij studeerde af (... ik afstudeerde)
wij/zij/jullie studeerden af (... wij afstudeerden)
hij is afgestudeerd
de/het/een afgestudeerde ....
afstuderend, afstuderende
Gepubliceerd op 14-11-2017
afstuderen
betekenis & definitie