Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

afhouden

betekenis & definitie

afhouden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: af-hou-den

1. niet verder laten gaan
ik moest hem ervan afhouden naar dat feest te gaan
2. de ene hoeveelheid van de andere hoeveelheid afhalen
♢ dat tientje wordt straks wel van je zakgeld afgehouden
1. hij kon zijn ogen er niet van afhouden
[hij moest er steeds naar kijken]

Onregelmatig werkwoord: af-hou-den
ik houd af (... ik afhoud)
jij/u houdt af (... jij afhoudt)
hij/zij houdt af (... hij afhoudt)
wij/zij/jullie houden af (... wij afhouden)
ik/jij/u/hij/zij hield af (... ik afhield)
wij/zij/jullie hielden af (... wij afhielden)
hij heeft afgehouden
de/het/een afgehouden ....
afhoudend, afhoudende

Synoniemen
aftrekken, afwenden, belemmeren, beletten, onderdrukken, stremmen, stuiten, tegenhouden, terughouden, weerhouden

Tegenstellingen
bevorderen, doorlaten, optellen, stimuleren