Synoniemen zoeken
Synoniem van afhouden
Synoniem van 'n ander trefwoord

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Afhouden
Maken dat iemand zich van eene handeling onthoudt, niet tot zijn doel kan komen. Afhouden is maken dat men iets niet kan naderen en dus niet tot aanpakken of handelen kan komen. Iemand van het werk afhouden. Terughouden is door iemand op de plaats zelf te houden maken, dat hij niet tot de uitvoering van hetgeen hij zich voorgenomen heeft, kan overgaan. Iemand van het ten uitvoer brengen eener grootsche daad terug¬houden. Verhinderen en tegenhouden veronderstellen dat men iemand in de uitvoering van een plan moeilijkheden in den weg legt, die hem kunnen noodzaken van zijn pogen af te zien. Bij beletten meent men er zeker van te zijn dat men dezen uitslag zal verkrijgen. Tegenhouden wordt ten op¬zichte van personen gebruikt, verhinderen van daden, beide noodzaken iemand van zijn pogen af te zien. De gedachte, dat hij mijn weldoener is, zou mij reeds teruggehouden (of weerhouden) hebben, hem aan te vallen, wanneer de onmogelijkheid om hem te bereiken, mij daarin ook niet ver¬hinderd had. Een oogenblik kon men den vijand tegenhouden, doch men kon hem niet beletten eene goede stelling in te nemen. Een geregelde af¬tocht werd door de ruiterij des vijands verhinderd.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
afhouden
afhouden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: af-hou-den
1. niet verder laten gaan
♢ ik moest hem ervan afhouden naar dat feest te gaan
2. de ene hoeveelheid van de andere hoeveelheid afhalen
♢ dat tientje wordt straks wel van je zakgeld afgehouden
1. hij kon zijn ogen er niet van afhouden
[hij moest er steeds naar kijken]
Onregelmatig werkwoord: af-hou-den
ik houd af (... ik afhoud)
jij/u houdt af (... jij afhoudt)
hij/zij houdt af (... hij afhoudt)
wij/zij/jullie houden af (... wij afhouden)
ik/jij/u/hij/zij hield af (... ik afhield)
wij/zij/jullie hielden af (... wij afhielden)
hij heeft afgehouden
de/het/een afgehouden ....
afhoudend, afhoudende
Synoniemen
aftrekken, afwenden, belemmeren, beletten, onderdrukken, stremmen, stuiten, tegenhouden, terughouden, weerhouden
Tegenstellingen
bevorderen, doorlaten, optellen, stimuleren