afblijven - onregelmatig werkwoord
uitspraak: af-blij-ven
1. niet aanraken
♢ je moet van die televisie afblijven
Onregelmatig werkwoord: af-blij-ven
ik blijf af (... ik afblijf)
jij/u blijft af (... jij afblijft)
hij/zij blijft af (... hij afblijft)
wij/zij/jullie blijven af (... wij afblijven)
ik/jij/u/hij/zij bleef af (... ik afbleef)
wij/zij/jullie bleven af (... wij afbleven)
hij is afgebleven
Tegenstellingen
aankomen, aanraken, aanroeren, aanzitten
Gepubliceerd op 14-11-2017
afblijven
betekenis & definitie