afbeelden - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-beel-den
1. er een tekening of een plaatje van maken
♢ hij beeldde haar af als een prinses
Regelmatig werkwoord: af-beel-den
ik beeld af (... ik afbeeld)
jij/u beeldt af (... jij afbeeldt)
hij/zij beeldt af (... hij afbeeldt)
wij/zij/jullie beelden af (... wij afbeelden)
ik/jij/u/hij/zij beeldde af (... ik afbeeldde)
wij/zij/jullie beeldden af (... wij afbeeldden)
hij heeft afgebeeld
de/het/een afgebeelde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
afbeelden
betekenis & definitie