aanrijden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: aan-rij-den
1. rijdend tegen iemand aanbotsen
♢ de wandelaar werd op het stille pad aangereden door een brommer
Onregelmatig werkwoord: aan-rij-den
ik rijd aan (... ik aanrijd)
jij/u rijdt aan (... jij aanrijdt)
hij/zij rijdt aan (... hij aanrijdt)
wij/zij/jullie rijden aan (... wij aanrijden)
ik/jij/u/hij/zij reed aan (... ik aanreed)
wij/zij/jullie reden aan (... wij aanreden)
hij heeft aangereden
de/het/een aangereden ....
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk