aangaan - onregelmatig werkwoord
uitspraak: aan-gaan
1. ermee te maken hebben
♢ wat de reden is gaat jou niet aan
2. een kort bezoek brengen
♢ ga je nog bij Wim aan?
3. ermee beginnen
♢ hij gaat een weddenschap aan over die wedstrijd
1. het gaat niet aan dat ...
[het hoort niet]
Onregelmatig werkwoord: aan-gaan
ik ga aan (... ik aanga)
jij/u gaat aan (... jij aangaat)
hij/zij gaat aan (... hij aangaat)
wij/zij/jullie gaan aan (... wij aangaan)
ik/jij/u/hij/zij ging aan (... ik aanging)
wij/zij/jullie gingen aan (... wij aangingen)
hij is aangegaan
de/het/een aangegane ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
aangaan
betekenis & definitie