Monumenten in Nederland: Overijssel

R. Stenvert, C. Kolman en Ben Olde Meierink (1998)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Ommen

betekenis & definitie

Kleine stad, ontstaan omstreeks 1100 op de hogere gronden bij een doorwaadbare plek van de Vecht. De strategisch gelegen nederzetting, die de weg moest beschermen welke daar de rivier kruiste, werd voor het eerst in 1227 genoemd en kreeg in 1248 stadsrechten.

In de strijd tussen bisschop Jan van Diest en de heren Van Rechteren van Voorst werd de stad in 1330 verwoest. In 1495 kwam een eerste brug over de Vecht tot stand, die in de loop der tijd enkele keren door ijsgang verloren ging.

In 1500 was Ommen een kleine ronde stad met drie poorten, de Brugge- of Vechtpoort, de Arriërpoort en de Varsenerpoort. Nadat het in 1517 door een grote brand was geteisterd, slechtte men de vestingwerken.

Voor het innen van de brugtol bouwde men in 1531-'32 een raadhuis annex bruggenhuis. In 1624 had Ommen opnieuw te lijden van een grote stadsbrand.

Omdat industrie ontbrak en de scheepvaart op de Vecht afnam, vonden tot 1900 geen uitbreidingen plaats buiten de oude kern. Wel ontstonden er enkele gebouwen aan de zuidzijde van de Vecht.

Nadat de spoorlijn Zwolle-Emmen in 1903 gereedgekomen was, ontwikkelde zich enige bebouwing in de richting van het station. In 1923 werden de gemeenten Stad en Ambt Ommen samengevoegd.

De grote boscomplexen in de omgeving, in de 19de eeuw aangelegd om de stuifzanden in te perken en voor de productie van hout, leidden vanaf 1920 tot vreemdelingenverkeer.

Een impuls ging daarbij uit van de schenking van de huizen Eerde en 't Laer aan de Theosofische Beweging ‘De Ster van het Oosten’ (1924-'31).

Na de oorlog breidde Ommen zich aan de westzijde uit met de woonwijken de Laarakkers en aan de oostzijde op de oude enkgronden met de Strange. Door de saneringen in de oude kern gingen diverse gebouwen verloren, waaronder in 1946 de uit 1857 stammende synagoge en in 1970 het in 1909 gebouwde kantongerecht.