Monumenten in Noord Holland

R. Stenvert en C. Kolman (2006)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Bruggen in Amsterdam

betekenis & definitie

Amsterdam telt vele bruggen. Tot in de 19de eeuw waren dit in de regel houten ophaalbruggen, vaste houten bruggen of hoge stenen boogbruggen.

Na 1850 werden veel oude bruggen vervangen door bredere plaatbruggen, ophaalbruggen of basculebruggen van gietijzer, welijzer, staal of beton. Over de Amstel werden in 1883-'84 naar plannen van W.

Springer (in samenwerking met B. de Greef) de Blauwbrug (Waterlooplein ong.; brug 236) en de Hogesluis (Sarphatistraat; brug 246) gebouwd naar voorbeeld van de Seinebruggen in Parijs. Deze met natuursteen beklede bruggen zijn voorzien van bronzen lantaarns, gepolijste rood marmeren zuilen en rijk versierde brugpijlers en brughekken.De Dienst Publieke Werken (D.P.W.) bouwde rond 1900 verschillende enkelvoudige ijzeren ophaalbruggen, zoals Brug 222 over de Kloveniersburgwal (Nieuwe Doelenstraat) uit 1896. De over de Brouwersgracht gelegen Oranjebrug (brug 146), gegoten door ijzergieterij Penn & Bauduin, en Brug 148 dateren uit 1899 (vernieuwd 1997). De ijzeren ophaalbrug Scharrebiersluis (brug 278) bij de 17de-eeuwse Rapenburgersluis (Nieuwe Herengracht) bouwde men in 1906.

In 1911 werd J.M. van der Mey door de D.P.W. aangesteld als esthetisch adviseur. Hij ontwierp onder meer bij de Geldersekade de Brug 298 (1910) en over de Waaleilandsgracht de Brug 283 (1913-'14), een bakstenen brug met vier lage keperboogvormige waterdoorgangen en een smalle doorvaartopening in het midden. Zijn assistent P.L. Kramer, die hierna dit werk van 1919 tot 1952 uitvoerde, ontwierp ruim tweehonderd bruggen. Kenmerkend voor zijn werk is een plastische expressionistische stijl met veel bouwsculptuur. Zijn bruggen hebben smeedijzeren hekwerken, leuningen en lantaarns en zijn soms ook voorzien van zitbanken en kleine gebouwen, zoals kiosken, winkeltjes, brugwachtershuisjes, trafohuisjes en urinoirs.

Veel van de in graniet uitgevoerde brugsculpturen in de vorm van gestileerde dieren en later ook menselijke figuren werden vervaardigd door H. Krop (in 1916 aangesteld bij de D.P.W.). Goede voorbeelden in de as Koningsplein-Leidsestraat zijn Brug 29 (Herengracht), Brug 43 (Keizersgracht) en Brug 68 (Prinsengracht) uit 1921.

Verder in de Vijzelstraat Brug 30 (Herengracht) en Brug 41 (Keizersgracht) uit 1922, en in de as Raadhuisstraat-Westermarkt Brug 8 (Singel), Brug 22 (Herengracht), de Niek Engelschmanbrug (brug 106, Keizersgracht) en Brug 63 (Prinsengracht) uit 1925. Uit dezelfde tijd dateren enkele bruggen over de Singelgracht, zoals ter hoogte van de Rozengracht nabij het brandwachtgebouw de Brug 167 met als natuurstenen ornament een spuitgast die water in muil van vuurspuwende draak spuit (F. Werner). Verder de Dr. Meyer de Hondbrug (brug 257, bij Weesperplein 1; 1923), die is versierd met een zeearend (H. Krop), en de Leidsebrug (brug 174, bij Leidseplein; 1925) met smeedijzeren brugleuningen en zitbanken en beeldhouwwerk in de vorm van gestileerde nijlpaarden en leeuwenkoppen (J.

Polet). Andere bijzondere bruggen van de D.P.W. zijn Brug 276 (De Oostertoegang; De Ruyterkade ong.), een hefbrug uit 1930, en de Mariniersbrug (brug 272, Kattenburgerstraat ong.), een basculebrug uit 1935. Toeristisch het meest bekend is evenwel de Magere Brug over de Amstel (brug 242, Kerkstraat ong.), die in 1934 als reconstructie van een smalle brug uit 1670 met dezelfde naam naar plannen van P.L. Kramer nieuw is gebouwd met aan beide zijden aanbruggen met vier doorgangen en in het midden een dubbele houten ophaalbrug.