Gepubliceerd op 10-10-2017

De R.K. St.-Christoffelkathedraal in Roermond

betekenis & definitie

De R.K. St.-Christoffelkathedraal (bij Grote Kerkstraat 29) is een forse vijfbeukige kruisbasiliek met driezijdig gesloten dwarsbeuk, driebeukig hallenkoor en een toren van vier geledingen met gedeeltelijk opengewerkte spits. Ter vervanging van een buiten de ommuring gelegen romaanse kerk verrees tussen 1410 en circa 1450 een driebeukige gotische kruiskerk met een ingebouwde toren en kapellen in de hoeken tussen het langgerekte koor en het driezijdig gesloten dwarsschip. In 1458 startte de bouw van het driezijdig gesloten Sacramentskoor (noordzijde), in 1489 gevolgd door het recht gesloten O.L.-Vrouwekoor (zuidzijde). Door het wegbreken van de oude buitenmuren ontstond een hallenkoor. Aan het zuidtransept voegde men rond 1480 de St.-Jacobskapel toe. Tevens kwam eind 15de eeuw een kapel tot stand op de kop van het noordtransept. De rijke laat-gotische ingangspartij van het zuidtransept is het enige geheel natuurstenen onderdeel van de kerk. Het zal de bedoeling zijn geweest de gehele kerk tot hallenkerk om te bouwen, maar dat werd waarschijnlijk te kostbaar. Tegen de zuidwestzijde van het schip was al rond 1470 een kapel ontstaan; de rest van de zuidbeuk werd rond 1500 verdubbeld. Ook aan de noordzijde ontstond rond 1460 een kapel.

De aanzienlijke schade van de stadsbrand van 1554 was in 1560 hersteld. Door de beeldenstorm (1566) en plundering door Staatse troepen (1572) raakte het gebouw in verval. In 1591 stortte het gewelf van het Sacramentskoor in. De toren kreeg in 1604 een vierde geleding, waarop in 1663 een barokke spits werd geplaatst. In 1661 werd de kerk verheven tot kathedraal van het bisdom Roermond. Als gevolg van een blikseminslag in 1892 gingen de kerkdaken en de torenspits verloren. Bij het herstel in 1893-'95, onder leiding van C. Weber, werd de 15de-eeuwse kapel aan de noordzijde omgebouwd tot een volledige zijbeuk. Het bovenste deel van de nieuwe neogotische torenspits woei bij een storm in 1921 omver en nam in zijn val het stergewelf van de kruising mee. In 1945 werd de toren grotendeels opgeblazen en liepen ook het schip en het noordkoor grote schade op. Het herstel volgde in 1948-'53 onder leiding van A.J.N. Boosten. De toren herbouwde men in 1956-'57. Deze kreeg een nieuwe barokke spits - geïnspireerd op de vorm van 1663 - met hoekspitsen en op de punt een verguld St.-Christoffelbeeld. In de toren hangt een door de firma Petit en de Gebr. Edelbrock gegoten Mariaklok (1892).

Het interieur wordt gedekt door stenen gewelven, die bij het herstel in 1948-'53 van hun neogotische schilderingen zijn ontdaan. Het hallenkoor heeft scheibogen op pijlers van Namense steen, waarvan de hoogte overeenkomt met de vroeger aanwezige lage zijkoren. Het 16de-eeuwse stergewelf over de kruising is na de instorting in 1921 vernieuwd. Het zuidkoor en het zuidwestelijke deel van de zijbeuk hebben nog wel laat-15de-eeuwse netgewelven. De gebrandschilderde ramen zijn van F. Nicolas (19de eeuw), J. Nicolas (1953) en M. Weiss (1953). Bijzonder is het monumentale Sacramentsaltaar in renaissance-stijl, in 1593-'95 vervaardigd door Peter van Aecken. Dit altaar, dat drie delen met opeengestapelde paviljoens omvat, is gerestaureerd in 1879, 1963-'64 en 1993-'94. De tegenwoordige polychromie is niet de oorspronkelijke. Een ander pronkstuk is de uit de Minderbroederskerk afkomstige rococo-preekstoel, in 1725-'32 vervaardigd door Petrus Vinck. Van zijn hand zijn ook de biechtstoelen (1730). De in de kerk aanwezige kanunnikenbanken met vroege renaissance-vormen dateren uit de tweede helft van de 16de eeuw. De portretbuste van de Roermondse bisschop Angelus, graaf d'Ongnies et d'Estrees, werd in 1705 vervaardigd door J.P. van Baurscheit. Tot de inventaris behoren verder het zogeheten ‘Daelheimer-kruis’, een houten gaffelkruis uit de 13de eeuw, enkele fraaie beelden - waaronder een 16de-eeuwse Annatrits en een St.-Christoffelbeeld -, enkele schilderijen (17de-18de eeuw), een neogotisch Maria-altaar van atelier Cuypers-Stoltzenberg (1890) en de door atelier Brom vervaardigde moderne bisschopszetel (1957) en altaartafel (1961). Van de graftekens zijn van belang de grafzerk voor Peregrinus Vogelius († 1649) en de epitaaf voor Joanna Baptista de Randenraedt († 1684), opgericht in 1884.