het in een gebied introduceren van een plantesoort die daar niet van nature thuishoort. De landbouwende mens heeft in de loop van de geschiedenis in vele streken waar hij zich vestigde landbouwgewassen geïntroduceerd en daarmee ook ongewild vele onkruiden.
Veel van de Ned. akkeronkruiden zijn ook van oorsprong uitheems. Daarnaast zijn vele siergewassen (krenteboompje), tuinbouwgewassen (kool) en in de bosbouw gebruikte bomen (douglas, grove den, spar) uitheems. Soms verspreiden ingevoerde soorten zich massaal. Ook kunnen zij een plaag worden, doordat de groei van andere planten wordt gehinderd of de bodem nadelig beïnvloed (Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers). Ingevoerde waterplanten kunnen het watertransport in sloten hinderen (waterpest) of het watermilieu ongeschikt maken voor de oorspronkelijke soorten (waterhyacint in tropische wateren). Soms vermindert een plaag na verloop van tijd, en houdt een soort een beperkte plaats in een levensgemeenschap (waterpest in Nederland).
Onder floravervalsing moet ook worden verstaan het overbrengen van inheemse wilde plantesoorten naar gebieden waar zij van nature niet thuishoren, b.v. bosanemonen of primula’s. Dit is veel gedaan door natuurliefhebbers. De ter plaatse voorkomende flora wordt door zulke activiteiten vervalst. → exoot.In België ontstaat floravervalsing door het massaal aanplanten van cipresachtigen o.a. als begrenzing van tuinen en van weekendverblijven die in natuurgebieden liggen.
