drijvend en begroeid eilandje, dat een belangrijk stadium is in de verlanding van kleine plassen en laagveenmoerassen. Aan de lijzijde van de plas verzamelt zich losgeslagen plantenmateriaal, waarop nieuwe soorten kunnen kiemen.
Daarna ontwikkelt zich een specifieke soortenrijke drijftilvegetatie, met waterscheerling, cyperzegge en andere moerasplanten. Zo’n drijftil kan uitgroeien tot een stevig eiland van enkele vierkante meters. Een aantal tillen tegen elkaar en tegen de oever wordt al snel overgroeid door pluimzegge. De voor een drijftil kenmerkende soorten worden dan vervangen door een andere moerasvegetatie, o.a. pluimzegge, moeraszegge en moeraswederik. Later vestigen er zich riet en houtige gewassen, zoals grauwe wilg en zwarte els. Het eindstadium van de verlanding is een elzenbroek.
In de vele laagveenmoerassen wordt het eindstadium nooit bereikt, doordat zij eenmaal per jaar worden gemaaid voor de rietoogst. Stopt dit gebruik, dan groeien de rietlanden spoedig dicht. → laagveen.