Wat is de betekenis van gisten?

2025-07-21
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gisten

gisten - Werkwoord 1. ergatief een proces van fermentatie ondergaan Als het druivensap gegist is, ontstaat er wijn. 2. (ov) een proces van fermentatie doen ondergaan De vino frizzante wordt gegist in ijzeren tanks en de spumante wordt na gisting in de tan...

2025-07-21
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gisten

gisten - regelmatig werkwoord uitspraak: gis-ten 1. bruisen waarbij suiker verandert in alcohol ♢ de wijn gist in het vat Regelmatig werkwoord: gis-ten het gist zij gisten ...

2025-07-21
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gisten

is het ontstaan van gasbellen door de werking van micro-organismen. Men gebruikt de term inzonderheid bij voedingsmiddelen, die bezig zijn tc bederven, maar spreekt b.v. ook van een gistende poel.

2025-07-21
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gisten

v., gêstje, suorje; -d, gêst(er)ich, rizich.

2025-07-21
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

GISTEN

zijn eencellige of uit weinig cellen bestaande schimmels, die zich van de overige schimmels onderscheiden door de afwezigheid van gesepteerde draadvormige mycelia. Onze kennis van deze organismen dateert sinds 1860 toen Pasteur aantoonde, dat de alkoholische gisting er door veroorzaakt werd. Naast de economisch belangrijke gist, die in de broodbakk...

2025-07-21
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gisten

gistte, h. gegist (1 schuimen, opbruisen, waarbij een gisting plaats heeft; scheik. zie gistingsproces; 2 fig. van hartstocht: woelen; bruisen): 1. de gist van de oppervlakte onder het gisten wegnemen om de gisting te matigen; bij uitbr. een stinkende en gistende poel; 2. de gemoederen zijn aan het gisten.

2025-07-21
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gisten

(gistte, heeft gegist) I. Eig. 1. schuimen, opbruisen inz. met gistvorming: bier kan -. 2. Uitbr. in ontbinding zijn zonder schuimende vloeistoffen: een -de poel. II. Metf. 1. bruisen van hartstocht: zijn bloed gistte. 2. woelen: de gemoederen beginnen te -.

2025-07-21
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Gisten

van het bier, zie Bier.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-21
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gisten

GISTEN, (gistte, heeft gegist) (gew. ook GESTEN) schuimen, opbruisen (van bier, wijn en andere stoffen, waarbij gisting (fermentatie) plaats heeft); — (fig.) bruisen, ontsteld zijn van hartstocht: zijn bloed begon te gisten; de gemoederen waren aan 't gisten, de bevolking was onrustig, werd oproerig.